caidan

04 maart, 2020

Door Gods woorden ontstaan de wonderen van het leven

                                 Door Gods woorden ontstaan de wonderen van het leven

                                                   Door Yang Li, provincie Jiangxi

Mijn moeder stierf toen ik nog een klein meisje was. Ik moest de zware verantwoordelijkheden van het huishouden dus al vanaf jonge leeftijd dragen. Na mijn huwelijk werden deze zo zwaar, dat ik nauwelijks kon ademhalen onder de last ervan. Ik had genoeg moeilijkheden en ellende in mijn leven gehad en werd op den duur depressief en neerslachtig, stil en gereserveerd, en ik verspilde mijn tijd dag na dag. Toen in 2002 een aantal broeders en zusters het evangelie van Almachtige God in de laatste dagen met mij deelden, aanvaardde ik dat graag en bracht ik vervolgens mijn man en kinderen samen met mij voor God. Vanaf dat moment kwamen er vaak broeders en zusters naar ons huis voor bijeenkomsten en we communiceerden dan over Gods woord, we zongen en dansten en loofden God. Ik genoot hier ongelooflijk van en voelde me niet meer depressief of ongerust.

Accepteer het evangelie - uit ‘De Kerk van Almachtige God’

  Mijn kinderen zeiden dat ik steeds jonger en vrolijker leek te worden. Vaak lazen we als gezin samen Gods woorden en we begonnen door Zijn woorden vele waarheden te begrijpen, en ook Gods aanhoudende wil om de mensheid te redden. Ik reisde overal naar toe. Ik verspreidde het evangelie en getuigde van God om Gods liefde te beantwoorden en om diegenen die, net als ik, de kwelling van Satan hadden ondervonden, te helpen voor God te komen en zo snel mogelijk door Hem te worden gered. Nooit had ik gedacht dat ik om deze reden het doelwit van de wrede vervolging door de CCP-regering zou worden.

Op 23 november 2005, rond zeven uur ’s avonds, was ik in een bijeenkomst met twee zusters toen ik plotseling hard hoorde kloppen op de deur. Ik realiseerde me dat het de politie zou kunnen zijn, dus verzamelde ik snel alle boeken van Gods woorden. Zoals ik al had verwacht werd de voordeur al heel snel ingetrapt. Vijf politieagenten stormden onbesuisd naar binnen en omsingelden ons. De hoofdagent riep: “Jullie kunnen niet vluchten! Doorzoek de plaats!” In een mum van tijd stond het huis met inhoud en al op zijn kop en was het een enorme puinhoop. Toen namen ze alle onze tassen en een hymneboek in beslag, sloegen ons in de handboeien en namen ons mee naar het politiebureau. Ik was uitermate bang nu ik dit machtsvertoon zag en wanhopig riep ik God aan voor bescherming. Op dat moment kwam er een passage van Gods woorden in mijn gedachten: “Je moet weten dat alle dingen in jullie omgeving er zijn door mijn toestemming, Ik regel alles. Zie duidelijk en geef genoegdoening aan mijn hart in de omgeving die ik je heb gegeven. Wees niet bang, Almachtige God der heerscharen zal zeker bij je zijn; Hij beschermt je en Hij is je schild” (‘Hoofdstuk 26’ van Uitspraken van Christus aan het begin in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). Gods woorden gaven mij een immense kracht en een onmetelijk vertrouwen, deden mijn bedeesdheid verdwijnen en brachten evenwicht en onverstoorbaarheid bij mij teweeg. Zo was het! Alle gebeurtenissen en dingen zijn in Gods handen en ook de politie is in Gods macht en valt onder Gods orkestratie. Met God als mijn sterke ruggensteun was er niets te vrezen. Ik moest me gewoon richten op het zoeken van Gods wil en het vertrouwen op God, zodat ik getuigenis kon afleggen in iedere situatie die ik tegen kon komen.

Op het politiebureau verhoorden tien agenten van het Gemeentelijke Openbare Veiligheidsbureau en van het lokale politiebureau ons om beurten in groepjes van twee. Ze wilden onze namen en adressen weten, en wie de leiders van onze kerk waren. Toen we niet met antwoorden wilden komen, veranderde hun frustratie in woede en boeiden ze ons vast aan ijzeren tijgerbanken. Toen ik de woeste blik op de gezichten van de agenten zag, werd ik wel een beetje bang in mijn hart. Ik vroeg me af wat voor gemene trucks zo op ons zouden toepassen en ik was er niet zo zeker van dat ik zou standhouden. Toen hij zag dat ik niet praatte, zei een van de agenten op zalvende toon: “Het begint al echt laat te worden. Vertel ons je naam en adres maar, en dan sturen we je direct naar huis.” Ik was heel helder van geest op dat moment, omdat ik onder God bescherming stond. Ik dacht bij mezelf: dit is een truck van Satan. Als ik ze mijn naam en adres geef, gaan ze zeker mijn huis doorzoeken, wat de kerk ongelooflijke schade zou toebrengen. Dus, hoe die vreselijke politieagenten me ook verhoorden, ik zei geen woord. Ik bad alleen maar tot God dat Hij me de juiste woorden zou schenken om te zeggen. De volgende dag kwamen ze terug en stelden ze dezelfde vragen. Weer zei ik niets. Die avond kwam er een vrouwelijke agente binnen. Haar kleren stonden haar niet, ze keek me met een dreigende blik aan en vroeg me op kwaadaardige toon: “Hoe heet je? Waar woon je?” Ik antwoordde niet en dus schreeuwde ze boos naar mij: “Jullie mensen eten gewoon je buikje rond en lummelen wat rond en nemen de moeite niet om geld te verdienen. Waarom wil je verdorie in de een of andere God geloven?” Toen ze dat had gezegd kwam ze met grote passen op me af en begon met haar hoge hakken tegen mijn benen en voeten te schoppen, terwijl ze riep: “Je kunt je geloof op m’n reet uitoefenen! Als je me niet eerlijk antwoordt, laat ik je afmaken!” Mijn benen en voeten deden ondraaglijk pijn en ik werd overmand door een golf van zwakheid die door mijn hart heen ging, onzeker wat ze nog meer voor me in petto hadden. Snel smeekte ik God en vroeg Hem mijn hart te beschermen. Toen ik mijn gebed had beëindigd, nam mijn angst af. Omdat hun verhoor geen antwoorden had opgeleverd, stuurde de politie ons drieën naar een huis van bewaring.

Die nacht sneeuwde het stevig en was het ijskoud. Die maniakken confisqueerden alle winterkleding die we in onze tassen hadden en dwongen ons niets dan een dun laagje kleding te dragen, waardoor we de hele rit rilden van de kou. Toen we in het huis van bewaring aankwamen namen ze ons mee naar beneden naar een mistroostige en angstaanjagende ondergrondse afdeling van de gevangenis. Nu en dan drong het geluid van vloeken en schreeuwen van de andere gevangenen door, waardoor de haren me te berge rezen – ik had het gevoel dat ik in een soort hel op aarde terecht was gekomen. Wij drieën werden een cel binnengeschoven met ongeveer twintig andere gevangenen. In golven kwam er van hen een ranzige stank voort. Aan beide zijden stonden cementen slaapplateaus en alle gevangenen zaten aan een lange tafel gloeidraden te rijgen. Toen we binnenkwamen zei de agent tegen de hoofdgevangene: “Zorg ervoor dat ze een warm onthaal krijgen!” De hoofdgevangene, veroordeeld voor drugsgebruik, was nog geen dertig jaar oud. Zodra ze het bevel van de agent had gehoord, schopte ze me gemeen tegen de grond, nog voordat ik de tijd had gehad om me te oriënteren. Het deed zo’n pijn dat ik schreeuwend over de grond rolde. Daarna rukten ze ons alle kleren uit, sleepten ons de badkamer in en dwongen ons een koude douche te nemen. De kou van het water ging me door merg en been en veroorzaakte stuiptrekkingen in mijn hele lichaam en ik klappertandde onophoudelijk. Mijn hele lichaam deed ondraaglijk pijn alsof ik met een mes was bewerkt en al snel verloor ik het bewustzijn. Toen ik weer bijkwam, realiseerde ik me dat ik de cel al terug in was gesleept. Toen de hoofdgevangene zag dat ik wakker was, deed ze het nog steeds niet rustig aan met mij maar bleef ze me schoppen en stompen. Pas toen ze zichzelf had uitgeput, wierp ze me aan de kant. De twee zusters kwamen en hielden me vast. Hun tranen vielen op mijn gezicht. Ik voelde me heel zwak in mijn hart, en dacht: waarom laat God me niet gewoon doodgaan? Zodra ik dood ben, ben ik vrij. Maar als ik blijf leven … wie weet hoe deze demonen me zullen slaan en martelen en of ik in staat zal zijn daar weerstand aan te bieden. Hoe meer ik er over nadacht, hoe meer ik overstuur raakte. De tranen stroomden over mijn wangen. Te midden van mijn lijden, verlichtte God mij zodat ik aan een Hymne van Zijn woorden dacht: “Onder leiding van Gods licht kunnen jullie echt de wurggreep van de duistere krachten wel doorbreken. In het donker zullen jullie zeker het licht dat jullie begeleidt niet uit het oog verliezen. […] Jullie zullen beslist resoluut en standvastig zijn in het land van Sinim. Door jullie lijden zullen jullie de zegen erven die van God komt, en zullen jullie Gods glorie door het hele universum uitstralen” (‘Lied van de overwinnaars’ in ‘Volg het Lam en zing een nieuw lied’). De warmte stroomde mijn hart onmiddellijk binnen – Gods belofte en Zijn liefde roerden mij diep. Hierdoor realiseerde ik me dat, hoewel Satan mij teisterde met zijn wreedheid, God mij zeker zou helpen de onderdrukking door de duistere krachten te boven te komen en in het licht te verschijnen, zolang ik maar oprecht op God vertrouwde en naar Hem opkeek. Het lijden dat ik doormaakte was waardevol en betekenisvol, het was een zegen van God en het was het lijden dat ik moest doormaken in het proces van de waarheid nastreven en de redding door God verwerven. Ook was het een krachtige getuigenis van hoe God Satan verslaat. Satan kwelde en martelde mij in een poging me zover te krijgen dat ik God ontkende en verried. Alleen door sterk te blijven staan in mijn toewijding aan God, al het lijden te dragen dat ik moest dragen en getuigenis af te leggen voor God, kon ik terugslaan naar het samenzweerderige complot van Satan en hem vernederen om God glorie te brengen. Toen ik dit eenmaal goed had doordacht, toonde ik mijn diepe berouw aan God en nam ik een besluit: “O, Almachtige God! U heeft meer geleden dan een normaal mens zou kunnen verdragen om redding te brengen naar ons, diep verdorven mensen. U heeft zo’n moeizame inspanningen voor ons verricht en uw liefde voor ons is waarlijk te groot! Ik zou uw liefde moeten beantwoorden. Maar toen ik vandaag een beproeving tegenkwam, koos ik voor de vlucht terwijl ik had moeten getuigen tegenover Satan. Toen ik slechts een klein beetje vleselijk leed, werd ik al negatief en verzette ik me, en wilde ik boven alles doodgaan, zodat het allemaal voorbij was. Ik ben zo laf en het ontbreekt mij zozeer aan een geweten! Met wat voor tegenslag ik ook word geconfronteerd, van nu af aan, beloof ik plechtig dat ik van u zal getuigen.” Ik voelde mijn geloof aan kracht winnen op dat moment en ik greep de hand van mijn zuster stevig vast. Ik wilde verder leven zodat ik van God kon getuigen.

Nadat ik eenentwintig dagen in het huis van bewaring had vastgezeten, begeleidde de politie me naar het Openbare Districtsveiligheidsbureau. Ze bonden me vast op een tijgerbank en verhoorden me. Omdat ik standvastig weigerde een woord los te laten, boeiden ze me die nacht met handboeien met spijkers en hingen me aan het ijzeren traliewerk van een raam. Mijn lichaam bungelde in de lucht en ik kon de grond net met mijn tenen raken. Een agent sprak arrogant tot mij: “Als er één ding is dat ik heb, is het geduld. Ik ga ervoor zorgen dat je gaat smeken en uit eigen beweging gaat vertellen wie je leider is!” En daarmee ging hij de kamer uit en sloeg de deur achter zich dicht. Niet lang daarna begon ik een snerpende pijn in mijn polsen te voelen waardoor ik onbeschrijfelijk leed. Op dat moment dacht ik plotseling aan een hymne van Gods woorden: “Hebben jullie ooit de zegeningen aanvaard die jullie zijn gegeven? Hebben jullie ooit naar de beloften gestreefd die er vanwege jullie gedaan zijn? Onder leiding van Gods licht kunnen jullie echt de wurggreep van de duistere krachten wel doorbreken. In het donker zullen jullie zeker het licht dat jullie begeleidt niet uit het oog verliezen. Jullie zullen beslist meester van de schepping zijn. Jullie overwinnen Satan beslist. Als het koninkrijk van de grote rode draak ten onder gaat, zullen jullie ongetwijfeld opstaan tussen de talloze massa’s om Gods overwinning te bewijzen. Jullie zullen beslist resoluut en standvastig zijn in het land van Sinim. Door jullie lijden zullen jullie de zegen erven die van God komt, en zullen jullie Gods glorie door het hele universum uitstralen” (‘Lied van de overwinnaars’ in ‘Volg het Lam en zing een nieuw lied’). Met tranen in mijn ogen zong ik de hymne steeds opnieuw. Hoe meer ik zong, hoe meer energie ik kreeg. Ik voelde de machtige levenskracht van Gods woorden die mijn hart versterkten en me een onwankelbaar vertrouwen gaven dat God me zeker zou helpen de onderdrukking door de duistere krachten te boven te komen en deze wrede marteling te verdragen om sterk te staan in mijn getuigenis. Met de aanmoediging van Gods woorden verdween mijn fysieke pijn en ik voelde me werkelijk nader tot God komen en intiemer worden met Hem. Ik had het gevoel dat God naast me stond en me vergezelde. Zijn woorden roerden mijn hart en ik besloot te getuigen om God tevreden te stellen en absoluut nooit voor Satan te capituleren!

Daarna werd ik de verhoorkamer binnengebracht waar ik als eerste een heel nieuw stel andere martelwerktuigen ontwaarde: er hing een rij grote en kleine wapenstokken van de politie aan de muur en naast de muur lagen leren knuppels en zwepen en er stond een tijgerbank. Een paar agenten waren juist bezig een mannelijke gevangene van in de twintig te slaan met stroomstokken en leren zwepen. Hij had diepe sneden en blauwe plekken en was haast onherkenbaar verminkt. Een agente kwam net op dat moment binnen en zonder een woord te zeggen begon ze me een aantal keren te schoppen voordat ze me bij mijn haar greep en mijn hoofd tegen de muur sloeg, wat een vreselijk klap gaf. Mijn hoofd tolde, ik voelde me draaierig en mijn hoofd deed zo’n pijn, dat ik dacht dat het open zou barsten. Onder het slaan gromde ze me gemeen toe: “Als je vandaag niet alles opbiecht, zorg ik ervoor dat je de nacht niet overleeft!” Twee andere agenten vielen haar bij en dreigden: “We hebben van alle omliggende politiebureaus agenten gevraagd hierheen te komen. We hebben alle tijd van de wereld om je te ondervragen. Een maand, twee maanden … Zolang als we nodig hebben om de antwoorden te krijgen die we van jou nodig hebben.” Toen ik ze dit hoorde zeggen, en dat optelde bij de wrede tactieken die deze proleten al op mij hadden toegepast en de scene die ik zojuist had gezien met die mannelijke gevangene, begon mijn hart wild te kloppen en werd ik door golven angst en ontzetting overspoeld. Ik kon alleen maar dringend tot God bidden. Op dat moment leidden Gods woorden me: “Wanneer mensen bereid zijn om hun leven op te offeren, wordt alles een kleinigheid en kan niemand ze overmeesteren. Wat kan er belangrijker zijn dan het leven? Aldus kan Satan niets meer bewerkstelligen in de mensen, hij kan niets meer met de mens beginnen. Hoewel de definitie van het ‘vlees’ zegt dat het vlees verdorven is door Satan, is het zo dat niemand mensen kan overmeesteren als zij zich werkelijk overgeven en niet door Satan worden gedreven – en op dit moment zal het vlees zijn andere functie vervullen en officieel de leiding van de Geest van God beginnen te ontvangen” (‘Hoofdstuk 36’ van Interpretaties van de mysteriën van Gods woorden aan het gehele universum in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). Gods woorden gaven me een praktisch pad. Ik dacht: inderdaad, Satan heeft deze zwakte van mij, mijn angst voor de dood aangegrepen, om mij God te laten verraden. En God gebruikt deze situatie om de oprechtheid van mijn geloof in Hem te testen. Als ik er echt over nadenk, is mijn leven in Gods handen. Waarom zou ik Satan dan vrezen? Dit is het moment dat ik getuigenis moet geven voor God. Alleen door mijn leven op te offeren en me niet door de dood te laten beperken kan ik me aan de invloed van Satan ontworstelen en getuigenis geven voor God. Toen ik dit goed doordacht had, vreesde ik de dood niet meer en besloot ik mijn leven op te offeren om God tevreden te stellen. Toen een van die boosaardige politieagenten zag dat ik niet bang was, riep hij woedend uit: “Als we je nu geen lesje leren, dan zul je denken dat we niet weten wat we met je aan moeten!” En onmiddellijk sloten ze me weer in de handboeien met spijkers, hingen me hoog op aan het ijzeren traliewerk van het raam en begonnen me te porren met een elektrische stroomstok. Er ging onmiddellijk een sterke elektrische stroom door mijn hele lichaam waardoor ik onophoudelijk sidderde en stuiptrekte. Hoe meer ik worstelde, des te strakker de handboeien om mijn polsen sloten. Het was zo pijnlijk dat ik dacht dat mijn handen er bijna af zouden vallen en mijn hele lijf was gesloopt door de ondraaglijke pijn. Die twee agenten bleven me om beurten martelen met de stroomstokken die continue knetterende geluiden maakten. Ieder keer dat ik getaserd werd, trok mijn hele lichaam zich samen en schokte het en langzaam raakte ik verdoofd. Geleidelijk verloor ik het bewustzijn en uiteindelijk raakte ik bewusteloos. Enige tijd later, ik weet niet hoeveel later, werd ik wakker van de kou. Toen die bende ellendige agenten zag dat ik alleen maar een dun laagje kleding droeg, zette ze opzettelijk alle ramen open zodat ik het ijskoud zou krijgen. Een koude wind waaide voortdurende door het raam naar binnen. Ik had het zo koud, dat mijn lichaam stijf was geworden en ik voelde dat ik het bewustzijn weer verloor, maar toen kreeg ik een heldere gedachte: ik mag niet breken. Ik moet getuigen van God, ook al betekent het mijn dood! Op dat moment stelde ik me voor hoe de Heer Jezus gekruisigd werd om de mensheid te redden: de Heer Jezus was tot bloedige moes geslagen en toen aan het kruis genageld om het werk van de verlossing van de mensheid af te maken. Als God Zijn leven op kon geven om de mensheid te redden, waarom kon ik dan niet een klein beetje van Gods liefde beantwoorden? Gods liefde moedigde me aan en ik bad tot God: “O God! U heeft mij deze adem die ik inadem gegeven. Als u mij dus deze weer wilt ontnemen, geef ik me daar graag aan over. Het zou voor mij een grote eer zijn om voor u te sterven!” Toen kwam ik langzaam weer bij bewustzijn. Ik dacht eraan hoe Petrus, Stefanus en de andere discipelen als martelaren waren gestorven, en ik begon als vanzelf stilletjes deze hymne van de kerk te zingen, die ik zo goed ken: “Door Gods heilige plan en soevereiniteit, krijg ik beproevingen bedoeld voor mij. Hoe kan ik opgeven of me proberen te verbergen? Gods glorie komt op de eerste plaats. In tijden van tegenslag, leiden Gods woorden me en wordt mijn geloof vervolmaakt. Ik ben volledig toegewijd aan God zonder angst voor de dood. Gods wil komt op de eerste plaats. Ik sla geen acht op mijn toekomst, op mijn gewin of verlies. Ik wil alleen dat God tevreden wordt gesteld. Ik draag overtuigende getuigenis en ik maak Satan te schande voor de glorie van God. Ik beloof dat ik tot mijn dood trouw Gods liefde zal terugbetalen. Ik prijs Hem met mijn hele hart. Mijn ogen hebben de Zon van rechtvaardigheid gezien. De waarheid regeert alles op aarde. Gods gezindheid is rechtvaardig en heilig en de lof van de mensheid waardig. Ik hou met heel mijn hart van Almachtige God. Ik hou voor altijd van Hem” (‘Ik vraag alleen dat God tevreden is’ in ‘Volg het Lam en zing een nieuw lied’). Hoe meer ik zong, des te meer ik ontroerd en bemoedigd raakte en mijn stem verstikte in tranen. Ik kon God naast me voelen en luisterde gespannen terwijl ik Hem in vertrouwen nam. Ik had een warm gevoel in mijn hart en ik wist dat God mij met Zijn machtige hand al die tijd overeind had gehouden zodat ik de kou of mijn eigen dood niet zou vrezen. In mijn hart nam ik het volgende besluit: Wat mij ook voor marteling en lijden te wachten staat, ik zweer op mijn leven tot het bittere einde trouw te blijven en te getuigen om Gods liefde te beantwoorden!

geloofsvervolging - uit ‘De Kerk van Almachtige God’

De volgende ochtend dreigde een politieagent me agressief met de woorden: “Je hebt geluk gehad dat je vannacht niet doodgevroren bent. Maar als je vandaag niet praat, zorg ik er zeker voor dat jouw God je niet kan redden!” Onverstoord grinnikte ik in mezelf. Ik dacht: God is de Schepper van de hemel en de aarde en alle dingen, Hij regeert over alles, is almachtig en vol gezag. ‘Want Hij sprak en dan was het geschied; Hij gaf opdracht en dan hield het stand.’ Mijn leven is ook in Gods handen. Als Hij mij zou willen redden, zou dat dan niet heel eenvoudig zijn voor Hem? Hij wil jou, demon, gewoon gebruiken om Hem te dienen. Op dat moment porde de politieagent me weer met zijn stroomstok en stroomde er een sterke elektrische schok door mijn hele lichaam die een ondraaglijke pijn veroorzaakte waardoor ik automatisch begon te spartelen en het uitschreeuwde. De politieagent bulderde gewoon van het lachen en zei: “O ja, schreeuw maar! Roep je God in om je te redden! Als je mij smeekt je te redden, beloof ik dat ik je laat gaan!” De wanstaltige brutaliteit van de woorden van die agent vervulde me met de grote wrok en stil bad ik tot God: “O God! Hoe barbaars is de duivel Satan! Hij belastert en blasfemeert u, hij is uw onverzoenlijke vijand en in het bijzonder is hij mijn gezworen vijand. Hoe Satan me ook martelt, ik zal u niet verraden. Ik wens alleen maar dat mijn hart door u wordt gewonnen. Deze demonen kunnen mijn vlees schaden, maar ze kunnen mijn besluit u tevreden te stellen nooit te teniet doen. Ik zou graag willen dat u mij kracht schenkt.” Die harteloze en maniakale politieagent porde me onophoudelijk met zijn stroomstok. Toen de batterij van de eerste stroomstok leeg was, pakte hij een nieuwe en taserde me verder. Ik raakte de tel kwijt van het aantal stroomstokken die hij alles bij elkaar versleet. Ik voelde de dood naderbij komen en dat er geen hoop meer was op overleven. Door negativiteit en wanhoop bevangen, kon ik alleen nog maar wanhopig naar God uitroepen, Hem smeken me te beschermen en te redden. Op dat moment kwam er een passage van Gods woorden in mij op: “Gods levenskracht kan zegevieren over welke macht dan ook; bovendien overtreft het elke kracht. Zijn leven is eeuwig, Zijn kracht buitengewoon en Zijn levenskracht wordt niet gemakkelijk overweldigd door enig geschapen wezen of vijandige macht. De levenskracht van God bestaat, met een schitterende uitstraling, ongeacht tijd of plaats. Hemel en aarde ondergaan enorme veranderingen, maar Gods leven is voor altijd hetzelfde. Alle dingen gaan voorbij, maar Gods leven is nog steeds aanwezig, want God is de bron en de wortel van het bestaan van alle dingen” (‘Alleen Christus van de laatste dagen kan de weg van het eeuwige leven aan de mens geven’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). Gods woorden vervulden me van een grenzeloze kracht en gaven me onmiddellijk midden in mijn zwakte een ongelooflijk sterk vertrouwen. Ik dacht bij mezelf: Ja, ik geloof in de enige Almachtige God. Gods leven duurt eeuwig en is bovennatuurlijk, en Gods levenskracht overstijgt en overwint alles. Alles dat bestaat is ontstaan door Gods woorden. Alle aspecten van de mens, inclusief leven en dood, zijn aan Gods arbitrage onderworpen. Mijn leven is nog meer in Gods handen. Hoe kan Satan dan ooit gezag uitoefenen over mijn sterfelijkheid? Neem nou bijvoorbeeld hoe de Heer Jezus Lazarus, wiens lichaam al aan het ontbinden was in zijn graf, opriep met de woorden: “Lazarus, kom naar buiten!” (Johannes 11:43) en hoe Lazarus uit het graf tevoorschijn kwam, herrezen uit de dood. Gods woorden hebben gezag en macht, Hij heeft de wereld geschapen met Zijn woorden en Hij gebruikt Zijn woorden om ieder tijdperk te begeleiden. Vandaag de dag gebruikt God Zijn woorden om ons te redden en te vervolmaken. Ik moet de dingen niet meer volgens mijn eigen opvattingen en verbeelding interpreteren, maar ik moet leven naar Gods woorden. Als God me nu niet toestaat te sterven, dan kan Satan nog zo bruut tekeergaan, hij kan me het leven niet ontnemen. Zolang ik God kan eren, sterf ik blijmoedig en graag. Toen ik eenmaal naar Gods woorden begon te leven en me niet meer druk maakte over mijn eigen sterflijkheid, gebeurde er een wonder: hoe die vreselijke agent me ook taserde, ik voelde geen leed of pijn meer en mijn geest was glashelder. Ik wist zeker dat dit de bescherming en zorg van God was – het was Gods machtige hand die me overeind hield. Ik ervoer werkelijk uit de eerste hand die indrukwekkende kracht van Gods woorden en de bovennatuurlijke en buitengewone natuur van Gods levenskracht. Gods woorden zijn de waarheid en realiteit van het leven. Zijn levenskracht kan door geen kracht van de duisternis worden onderdrukt. Hoe de politieagenten mij ook kwelden met allerlei soorten martelingen en wreedheden en om beurten hun wrede straffen uitdeelden, ik kon het allemaal verdragen. Dit was niet mijn eigen vermogen, het was helemaal Gods macht en gezag. Als Gods woorden me geen kracht en vertrouwen hadden gegeven, was ik allang gebroken. Diep van binnen had ik het gevoel dat God altijd aan mijn zijde stond toen mijn vlees het zwakst was en ik het diepe lijden in werd gegooid, mij ondersteunde met Zijn sterke en machtige woorden van het leven en me steeds behoedde, zodat mijn geloof binnen in mij sterker werd en mijn besluit vaster stond.

Die nacht pasten ze een andere marteltechniek op mij toe. Voor het raam sloegen ze me in de boeien en stelden me bloot aan de koude buitenlucht en vervolgens hielden ze beurtelings de wacht over mij opdat ik niet in slaap zou vallen. Zodra ik mijn oogleden liet hangen, sloegen ze me in het gezicht. Ik had in twee dagen geen druppel water gedronken en geen hap gegeten, mijn hele lijf was van kracht gespeend en mijn ogen waren zo opgezwollen dat ik ze haast niet kon openen. Ik voelde me overspoeld door een soort onbeschrijflijke ellende en vroeg me af hoe lang de marteling nog door zou gaan. Een koude wind die me tot op het bot bevroor blies onophoudelijk over me heen en ik rilde aan een stuk door van de kou. De agenten zaten comfortabel in parka’s die tot op hun knieën hingen met hun benen over elkaar in de stoelen tegenover me. Ze wachtten tot ik me zou overgeven. Het leek op dat moment wel alsof er een scene voor me werd uitgebeeld waarin demonen iemand in de Hades aan het martelen waren, en ik kon mijn woede niet onderdrukken: De mens was door God geschapen en het is natuurlijk en goed dat hij Hem eert. Maar de laaghartige, schaamteloze CCP-regering staat mensen niet toe de ware God te vereren. Om een atheïstische zone in de wereld te creëren en om hun duivels doel te bereiken waarin ze de mensen permanent beheersen en ze de regering laten volgen en vereren, verzetten ze zich agressief tegen Gods werk en ontwrichten en vernietigen ze dit. Daarbij gebruiken ze ieder methode die hun ter beschikking staat om de volgelingen van Almachtige God wreed te vervolgen. Die oude demon had de meest monsterlijke van alle misdaden begaan – hij zou vervloekt en verdoemd moeten worden! Opeens dacht ik aan een hymne van Gods woorden: “Duizenden jaren lang is dit het land van vuil geweest, het is ondraaglijk smerig, ellende heerst alom, geesten waren overal ongebreideld rond met trucjes en misleiding, ze doen ongefundeerde beschuldigingen, zijn meedogenloos en kwaadaardig, vertreden deze spookstad en laten de plaats bezaaid met dode lichamen achter; de stank van ontbinding bedekt het land en doordringt de lucht, en het wordt zwaar bewaakt. Wie kan de wereld voorbij het uitspansel zien? Hoe kunnen de mensen van een spookstad zoals deze God ooit hebben gezien? Hebben zij ooit de genegenheid en liefde van God genoten? […] Waarom zo’n ondoordringbaar obstakel voor het werk van God optrekken? Waarom diverse trucjes gebruiken om Gods volk te misleiden? Waar is de ware vrijheid en zijn de wettelijke rechten en belangen? Waar is de billijkheid? Waar is de troost? Waar is de warmte? Waarom misleidende plannen gebruiken om Gods volk voor de gek te houden? Waarom de komst van God met dwang onderdrukken? Waarom God opjagen tot Hij nergens een rustplek voor Zijn hoofd heeft? Hoe zou dit geen woede kunnen ontketenen? Duizenden jaren van haat zijn samengebundeld in het hart, duizenden jaren van zonde zijn in het hart gegrift – hoe zou dit geen walging kunnen opwekken? Wreek God, schakel Zijn vijand compleet uit! Nu is de tijd: mensen hebben al lang hun kracht gebundeld, al hun krachten toegewijd, om het afschuwelijke gezicht van deze duivel te trekken. Dit zal ervoor zorgen dat alle verblinden die elke vorm van lijden en ellende hebben doorstaan, opstaan uit hun pijn en die slechte oude duivel de rug toekeren” (‘Zij in de duisternis moeten opstaan’ in ‘Volg het Lam en zing een nieuw lied’). Steeds weer zong ik deze hymne in mijn hart. Terwijl ik zong, kookte het bloed in mijn aderen en een vurige toorn welde in me op. Op mijn leven zwoer ik dat ik Satan zou verzaken, die oude demon, en in mijn hart riep ik: “Jij demon! Als je denkt dat ik God verraad en de ware weg verlaat, dan zul je nog eens wat meemaken!” Ik zag heel helder dat het God was die me kracht had gegeven, dat de woorden van Almachtige God mijn geest hadden versterkt.

Op de vijfde dag waren mijn handen opgezwollen met bloed, verdoofd en lelijk opgezet door de handboeien. Het voelde alsof mijn lichaam op de naden uit elkaar aan het vallen was, alsof duizenden insecten me van binnenuit aan het verslinden waren. Woorden kunnen de pijn en kwelling niet beschrijven. Ik bad onophoudelijk in mijn hart en smeekte God me de kracht te geven de zwakte van mijn vlees te overwinnen. De tijd ging ondraaglijk traag voorbij en geleidelijk werd de lucht donker. Ik had honger en dorst, ik had het koud en de rillingen liepen over mijn lijf en het laatste restje energie was aan me onttrokken – ik had het gevoel dat ik het niet lang meer uit zou kunnen houden. Als dit nog lang door zou gaan zou ik zeker van de honger of de dorst omkomen. Toen begreep ik pas wat die agent had bedoeld toen hij zei “Ik ga je laten smeken”. Hij probeerde zijn verachtelijke tactieken in te zetten om mij te dwingen God te verraden. Ik mocht niet voor zijn trucs vallen, ik moest op God vertrouwen. Daarom bleef ik steeds opnieuw God aanroepen: “O, Almachtige God! Ik smeek u dat u bij mij geleidelijk aan kracht laat doordringen, zodat ik op u mag vertrouwen om de wrede straf en marteling van Satan te overwinnen. Ook al betekent het mijn dood, ik mag u niet verraden en een Judas worden.” Op dat moment verlichtten Gods woorden mij: “Het leven van de mens is afkomstig van God, het bestaan van de hemel is vanwege God en het bestaan van de aarde komt voort uit de kracht van Gods leven. Geen enkel object dat vitaliteit bezit, kan de soevereiniteit van God overstijgen en niets wat kracht heeft kan zich losmaken van de omgeving van Gods gezag” (‘Alleen Christus van de laatste dagen kan de weg van het eeuwige leven aan de mens geven’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). Gods gezaghebbende woorden gaven mij vertrouwen en kracht. Het is waar, dacht ik bij mezelf, God is de bron van mijn leven: zolang God deze adem niet van mij wegneemt, maakt het niet uit hoe Satan mij martelt en me niet laat eten en drinken. Ik zal toch niet sterven. Mijn leven is in Gods handen, wat heb ik dan te vrezen? Toen schaamde ik me over mijn gebrek aan vertrouwen in en begrip van God. Ook realiseerde ik me dat God deze moeilijke omgeving gebruikte om mij van de volgende waarheid te doordringen: “De mens leeft niet van brood alleen, maar van ieder woord dat klinkt uit de mond van God” (Matteüs 4:4). Zo bad ik tot God: “Almachtige God, heerser over alle dingen! Mijn leven is in uw handen, u kunt het beheren en ik ben bereid me aan uw orkestratie en regelingen te onderwerpen. Of ik leef of sterf, ik aanvaard al uw orkestraties.” Toen mijn gebed afgelopen was, voelde ik hoe kracht zich in mijn lichaam verspreidde en voelde ik de honger en dorst niet meer zoals eerder. Pas om 8 uur die avond kwam een van de agenten terug. Hij kneep me in mijn kin en met een duister lachje vroeg hij: “Hoe gaat het? Vermaak je je een beetje? Ben je al zover dat je me smeekt en vertelt wat ik wil weten? Als je niet praat, heb ik voldoende manieren om je aan te pakken!” Ik sloot mijn ogen en negeerde hem, waardoor hij in woede ontstak. Hij vuurde beledigingen en godslasteringen op me af terwijl hij me met één hand bij de kraag vatte en gemeen met de andere hand aan beide kanten in het gezicht sloeg. Ik voelde hoe mijn gezicht onmiddellijk opzwol en brandde van de pijn. Door de wreedheid van deze agent kon ik duidelijk zijn demonische wezen onderscheiden. Ik haatte hem nog meer en voelde me nog meer gestimuleerd niet te capituleren voor Satans tirannie. Ik werd standvastig in mijn besluit te getuigen van God en Hem tevreden te stellen. Op dat moment gaf ik niet meer om de pijn in mijn vlees, maar keek ik woedend naar de politieagent. Ik dacht: dus jij denkt dat je mij kunt dwingen God te verraden? Stop met dromen! Onder Gods begeleiding was mijn hart gevuld met vertrouwen en kracht. Hoe de agent me ook sloeg, ik gaf nooit toe. Uiteindelijk stopte de agent pas toen hij zichzelf helemaal had uitgeput.

Nadien hielden de politieagenten me nog scherper in de gaten. Ze draaiden diensten en hielden me continu nauwlettend in de gaten. Als ik mijn oogleden ook maar een beetje liet hangen, sloegen ze me wakker met een opgerold tijdschrift. Ik begreep heel duidelijk dat ze dit deden om mijn vastberadenheid af te zwakken en mijn aangetaste mentale toestand te misbruiken om informatie over de kerk uit mij los te krijgen. Ik was toen fysiek al uiterst zwak en ik begon versuft te raken. De combinatie van kou, honger en vermoeidheid was zo overweldigend, dat ik naar de dood verlangde. Ik had het gevoel dat ik het niet lang meer zou volhouden. Ik was bang dat ik de pijn niet lang meer zou kunnen verdragen en dat ik ongewild God zou verraden. Met deze gedachte verlangde ik naar de dood. Ik dacht dat als ik doodging ik in ieder geval niet de kerk zou uitleveren en God zou verraden. En dus bad ik tot God: “Lieve God, ik kan het niet meer verdragen. Ik ben bang dat ik toegeef en u verraad. Ik hoop vurig dat u mijn hart beschermt. Ik ga liever dood dan dat ik een Judas word.” Daarna begon ik geleidelijk het bewustzijn te verliezen en in die versufte staat voelde mijn lichaam plots heel licht, alsof de koude wind het droog had geblazen. De handboeien leken losser om mijn polsen te gaan zitten en ik wist niet meer of ik dood of levend was. Pas vroeg in de ochtend van de zesde dag werd ik met een klap weer bijgebracht door een van de agenten. Ik realiseerde me dat ik nog steeds leefde en daar aan mijn handboeien hing. Die afgrijselijke agent brulde tegen mij: “Je hebt ons echt afgemaakt. Niet een van ons heeft fatsoenlijk kunnen slapen nu we je de hele tijd gezelschap hebben moeten houden in dit spelletje. Als je vandaag je mond niet opendoet, zal ik ervoor zorgen dat je je mond nooit meer opendoet!” Omdat ik alleen maar dood wilde, vuurde ik onbevreesd terug: “Als je me wil vermoorden, of in stukken wil hakken: ga je gang!” De agent lachte alleen maar spottend en zei: “Dus je wil dood? Pech voor jou! Dat zou het veel te makkelijk voor je maken! Ik ga je lekker langzaam martelen totdat je gek wordt. Dan weet iedereen dat je gek wordt van geloven in Almachtige God en dan zal iedereen jouw God in de steek laten!” Toen ik hem die demonische vuiligheid hoorde uitspugen, was ik als door de bliksem getroffen en volkomen sprakeloos. Deze duivel was ongelooflijk meedogenloos en boosaardig! Meteen daarna beval de agent een ondergeschikte een kom met een donkere, zwarte vloeistof te gaan halen. Mijn hart schoot in mijn keel toen ik dat zag en dringend bad ik tot God: “O Almachtige God! De politieagent gaat me drogeren zodat ik mijn verstand verlies. Ik smeek u mij te beschermen. Ik word liever vergiftigd dan gek gemaakt.” Op dat moment kwamen Gods woorden bij mij binnendrijven: “Zijn daden zijn overal, Zijn macht is overal, Zijn wijsheid is overal en Zijn gezag is overal. […] Alle dingen bestaan onder Zijn blik, alle dingen leven bovendien onder Zijn soevereiniteit. Zijn daden en Zijn macht laten de mensheid geen andere keus dan te erkennen dat Hij werkelijk bestaat en soevereiniteit over alle dingen heeft. Niets of niemand anders dan Hij kan het universum gebieden, laat staan onophoudelijk voor deze mensheid zorgen” (‘De mens kan alleen gered worden onder Gods management’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). Gods woorden boezemden mij weer vertrouwen en kracht in. Ik realiseerde me dat Gods gezag, macht en daden alomtegenwoordig zijn. Hij oefent het gezag uit over het hele universum. Hij regeert bovendien over de proliferatie van alle schepselen in het universum. God is de eeuwige heerser over alle dingen en de macht die Hij uitoefent wanneer Hij over alle dingen heerst gaat het begrip van een eenvoudig mens te boven. Het leven dat God de mens schenkt is niet beperkt door ruimte en tijd. De duivel Satan kan alleen het vlees van mensen schaden, maar hij heeft geen enkel gezag over ons leven en onze geest. Gedurende de beproeving van Job kon Satan alleen Jobs vlees kwellen en schaden. Maar omdat God Satan niet toestond Jobs leven te nemen was Satan totaal niet in staat dat te doen. Ik dacht bij mezelf: vandaag probeert de duivel Satan zijn duistere tactieken te gebruiken om mijn vlees te vernietigen en om mij zover te krijgen dat ik God verraad en in de steek laat. Tevergeefs probeert hij drugs te gebruiken om van mij een raaskallende gek of een halvegare te maken om Gods naam te schande te brengen. Maar welk gezag heeft Satan? Zonder Gods toestemming zijn al zijn daden vruchteloos. Satan is gedoemd om door Gods hand te worden verslagen! Toen ik me dit realiseerde, voelde ik me vredig en kalm. Juist op dat moment nam de agent me bij mijn kaak en liet de drug, bitter en zuur, in mijn keel lopen. Het werkte snel. Het voelde alsof al mijn organen van binnen in de kramp schoten, tegen elkaar aan drukten, alsof ze werden verscheurd. Die pijn is met niets te vergelijken. Het ademen begon me zwaar te vallen. Ik ademde diep en snakte naar adem. Ik kon mijn ogen niet meer bewegen en begon dubbel te zien. Kort daarna verloor ik het bewustzijn. Na enige tijd, wie weet hoe lang, kwam ik eindelijk weer bij. Vaag leek ik iemand te horen zeggen: “Dat wijf wordt of gek of een halvegare na deze drug.” Toen ik dat hoorde, wist ik dat ik het weer had overleefd. Ik was zeer aangenaam verrast dat ik helemaal niet gek was geworden. Integendeel, mijn gedachten waren glashelder. Dit was allemaal zeker te danken aan Gods almacht en wonderbaarlijkheid. Ik voelde dat hier de woorden van Almachtige God in mij aan het werk waren en dat God, alweer, Zijn almachtige hand naar mij had uitgestrekt en me weer uit de klauwen van de duivel had losgerukt, waardoor ik in staat was deze gevaarlijke situatie te overleven. Op dat moment ervoer ik persoonlijk de geloofwaardigheid en echtheid van Gods woorden en was ik getuige van Zijn oppermacht en gezag. Bovendien zag ik hoe God de Schepper is van alle dingen, de enige ware God Zelf, Heerser over alle dingen. Ik zag hoe mijn leven, mijn alles, waaronder de laatste zenuw in mijn lichaam, allemaal onder Gods gezag staan. Zonder Gods toestemming valt er nog geen haar van mijn hoofd. God is mijn steun en mijn redding altijd en overal. Die dag, in het donkere hol van de demon, toonden de woorden van Almachtige God hun ontzagwekkende kracht en lieten die me zien hoe God de wonderen van het leven steeds weer creëert en stonden die me toe van de rand van de dood weg te komen. Hartstochtelijk zong ik de lof van Almachtige God in mijn hart en ik zwoer op God te vertrouwen om getuigenis af te leggen in deze strijd op leven en dood.

De politie martelde me zes hele dagen en nachten lang. Ik had zelfs geen hap eten of druppel water gekregen al die tijd, ik was totaal uitgeput en toen ze zagen dat ik bijna aan mijn laatste ademtocht was, sloten ze me op in een gevangeniscel. Die zes dagen marteling waren als een reis door de hel. Dat ik het had kunnen overleven was geheel te danken aan Gods genade en bescherming, en het was een belichaming van de kracht en het gezag van Zijn woorden. Toen er een paar dagen waren verstreken, kwamen de politieagenten terug om me weer te verhoren. Omdat ik Gods wonderbaarlijke daden bij diverse gelegenheden had mogen aanschouwen en ik uit eerste hand had meegemaakt hoe God mijn ruggensteun was en hoe alle dingen in Gods handen waren, voelde ik me kalm en onbevreesd voor dit verhoor. In de verhoorkamer begreep ik van een agent dat ze mijn naam en adres inmiddels hadden achterhaald en mijn huis hadden doorzocht. Maar omdat mijn man al lang geleden onze kinderen mee had genomen op zijn vlucht het huis uit, hadden ze niets gevonden. Weer probeerde hij me te dwingen informatie te onthullen over de kerk, maar omdat ik nog steeds niets wilde zeggen, werd hij woedend en zei: “Je bent een leider, en moeilijk te kraken ook nog! Het is jouw schuld dat ik zes dagen lang geen nacht fatsoenlijk heb kunnen slapen. En nog hebben we niets van je gekregen waar we mee kunnen werken.” Toen hij zag dat hij niets uit me ging krijgen, leek hij zijn interesse te verliezen en de rest van het verhoor werd op een haastige, plichtmatige manier uitgevoerd. Toen konden ze me alleen nog maar naar mijn cel terugsturen. Ik zag dat God had gezegevierd en Satan was verslagen. Ik voelde me hierdoor onbeschrijflijk opgetogen – ik dankte God en loofde Hem. Ik wist dat ik had kunnen getuigen in het aangezicht van Satan omdat God me stap voor stap had geleid, en Gods woord me steeds weer had verlicht, me had omgeven met kracht, me wijsheid had geschonken en de macht had gegeven om Satan te overwinnen en niet te capituleren voor zijn tirannie.

Na vier maanden in het huis van bewaring te zijn vastgehouden, fabriceerde de CCP-regering een aanklacht dat ik in de xie jiao geloofde en veroordeelde me tot anderhalf jaar gevangenis. In maart 2006 werd ik naar een vrouwengevangenis gestuurd om mijn straf uit te zitten. Hoewel ik als een beest werd behandeld en vaak zag dat andere gevangenen om onduidelijke redenen doodgeslagen werden, lukte het me, met Gods beveiliging en bescherming en met Zijn woorden als leidraad, anderhalf jaar marteling te overleven in de gevangenis en die helse gevangenis levend uit te komen. Na mijn vrijlating bleef de politie agenten sturen om mij in de gaten te houden. Vaak kwamen ze naar mijn huis om me lastig te vallen en het gevolg was dat wij in de familie ons geloof niet konden praktiseren of onze plichten normaal konden uitoefenen. Later, dankzij de zorg en hulp van de broeders en zusters in de kerk, konden we ons huis verlaten en naar een nieuw huis van een van de zusters verhuizen. We vertrouwden op de wijsheid die God ons gaf en waren weer in staat onze plichten te vervullen.

Door de vervolging door de CCP-regering te ondergaan had ik een duidelijk en grondig beeld gekregen van Satans demonische essentie van beestachtige tirannie, duister verraad en maniakale weerstand tegen God. Bovendien ervoer ik Gods bovennatuurlijke en ontzagwekkende vitaliteit uit de eerste hand. Ook al had de politie me keer op keer aan meedogenloze slaag en marteling, wrede straf en letsel onderworpen en probeerde ze me van het leven te beroven, de woorden van Almachtige God onthulden de bovennatuurlijke vitaliteit en lieten me op wonderbaarlijke wijze overleven. Te midden van al deze moeilijkheden en achtervolging, ervoer ik echt hoe God de bron van mijn leven is en hoe Gods genade en voedsel aan de wortel lagen van het feit dat mijn leven doorgaat. Wanneer Gods machtige hand mij niet overeind had gehouden, zou ik al lang door die demonen zijn verslonden. God heeft me al die tijd gezelschap gehouden, me steeds opnieuw begeleid om Satan te overwinnen en van Hem te getuigen! Hoewel ik aan de onmenselijke kwelling van die demonen was onderworpen en mijn vlees zwaar heeft geleden, is mijn leven eigenlijk zeer gebaat geweest bij dit alles. Hierdoor kon ik inzien dat God niet alleen het levensvoedsel is van de mensheid, maar dat Hij ons ook onophoudelijke hulp en steun verleent. Zolang als we volgens Gods woorden leven, kunnen we iedere satanische duistere kracht overwinnen. Gods woorden zijn waarlijk de waarheid, de weg en het leven! Ze bezitten het hoogste gezag en de meest ontzagwekkende kracht en kunnen de wonderen van het leven creëren! Moge alle glorie, eer en lof naar de God van de almachtige wijsheid gaan! ik raad jullie de volgende Film over getuigenis van christenen:Christelijke film ‘In het diepst van de winter’ De Heer is mijn kracht (Nederlandse ondertiteling)



    De bijbelteksten zijn ontleend aan de Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap.

   Artikelen van De Kerk van Almachtige God

Geen opmerkingen:

Een reactie posten