caidan

20 maart, 2019

“Gods gezag” Op de vijfde dag Op de zesde dag

Almachtige God
  Almachtige God zegt: “Laten we doorgaan met het lezen van de Bijbelpassage, terwijl we meer van de daden van de Schepper bekijken.”

Op de vijfde dag toont het leven van gevarieerde en diverse vormen het gezag van de Schepper op verschillende manieren

De Schrift zegt: “God zei: ‘Het water moet wemelen van levende wezens, en boven de aarde, langs het hemelgewelf, moeten vogels vliegen.’ En hij schiep de grote zeemonsters en alle soorten levende wezens waarvan het water wemelt en krioelt, en ook alles wat vleugels heeft. En God zag dat het goed was” (Gen. 1:20-21). De Schrift vertelt ons duidelijk dat, op deze dag, God de wezens in de wateren en de vogels van de lucht schiep, dat wil zeggen dat Hij de verschillende vissen en vogels geschapen heeft, en ze elk volgens soort heeft ingedeeld. Op deze manier werden de aarde, de lucht en de wateren verrijkt door Gods schepping …


Terwijl Gods woorden werden uitgesproken, kwam er fris nieuw leven, elk met een andere vorm, te midden van de woorden van de Schepper. Ze kwamen de wereld in en sprongen, en stoeiden van vreugde en ze verdrongen elkaar om hun plaats in te nemen … Vissen in alle soorten en maten zwommen door het water, allerlei soorten schaaldieren groeiden uit het zand, schaaldieren, schelpen en ongewervelde dieren groeiden snel in verschillende vormen, groot of klein, lang of kort. Ook begonnen verschillende soorten zeewier krachtig te groeien, meebewegend in de beweging van de verschillende waterdieren, golvend, dringend in de stilstaande wateren, alsof ze tegen hen wilden zeggen: In de benen en breng je vrienden mee! Want je zult nooit meer alleen zijn! Vanaf het moment dat de verschillende door God geschapen levende wezens in het water verschenen, bracht elk nieuw leven nieuwe vitaliteit in wateren die al zo lang kalm waren geweest en ze luidden een nieuw tijdperk in. … Vanaf dat moment nestelden ze zich tegen elkaar en hielden ze elkaar gezelschap en maakten ze geen onderscheid. Het water was voor de schepselen er in en voedde elk leven dat binnen zijn omhelzing verbleef en elk leven was er omwille van het water vanwege de voeding die het water bood. Elk verleende leven aan de ander en tegelijkertijd, op dezelfde manier, getuigde dit leven van de wonderbaarlijkheid en grootsheid van de schepping van de Schepper en de onoverwinnelijke kracht van het gezag van de Schepper …

Toen de zee niet langer stil was, begon het leven de hemel te vullen. Stuk voor stuk vlogen vogels, groot en klein, vanaf de grond de lucht in. In tegenstelling tot de schepselen van de zee, hadden ze vleugels en veren die hun slanke en gracieuze lichamen bedekten. Ze fladderden met hun vleugels, trots en hooghartig hun prachtige verenkleed en hun speciale functies en vaardigheden tentoonspreidend, die de Schepper ze had geschonken. Ze zweefden vrijuit en pendelden vaardig tussen hemel en aarde, over weiden en bossen. … Zij waren de lievelingen van de lucht, zij waren de lievelingen van alle dingen. Ze zouden snel de verbinding tussen hemel en aarde worden en de boodschappen aan alle dingen doorgeven. … Ze zongen, ze doken vrolijk rond, ze brachten gejuich, gelach en levendigheid in deze eens zo lege wereld. … Ze gebruikten hun heldere, melodieuze zang, gebruikten de woorden in hun hart om de Schepper te prijzen voor het leven dat aan hen was geschonken. Ze dansten opgewekt om de perfectie en wonderbaarlijkheid van de schepping van de Schepper te tonen, en zouden hun hele leven wijden aan het dragen van het getuigenis van het gezag van de Schepper door het speciale leven dat Hij aan hen had geschonken …

Ongeacht of ze in het water of in de lucht waren, door het bevel van de Schepper, bestond deze overvloed aan levende wezens in de verschillende configuraties van het leven en door het bevel van de Schepper verzamelden ze zich volgens hun eigen soort. En deze wet, deze regel, was onveranderlijk voor alle wezens. Nooit durfden ze verder te gaan dan de grenzen die de Schepper hen had gesteld, noch waren ze daartoe in staat. Zoals verordend door de Schepper, leefden ze en vermenigvuldigden ze zich en hielden ze zich strikt aan de levensloop en wetten die hen door de Schepper waren opgelegd en ze hielden zich bewust vast aan Zijn onuitgesproken geboden en de hemelse voorschriften en mandaten die Hij hun gaf, tot op de dag van vandaag. Ze spraken op hun eigen speciale manier met de Schepper en gingen de betekenis van de Schepper naar waarde schatten en gehoorzaamden Zijn geboden. Geen van hen overtrad ooit het gezag van de Schepper en Zijn soevereiniteit en het bevel over hen werd in Zijn gedachten uitgeoefend; er werden geen woorden gebruikt, maar het gezag dat uniek was voor de Schepper beheerste alle dingen in een stilte die geen taal bezat en die verschilde van de mensheid. De uitoefening van Zijn gezag op deze speciale manier dwong de mens om een nieuwe kennis te verwerven en een nieuwe interpretatie te geven van het unieke gezag van de Schepper. Hier moet ik jullie vertellen dat op deze nieuwe dag, de uitoefening van het gezag van de Schepper nogmaals het unieke karakter van de Schepper aantoonde.

Laten we vervolgens de laatste zin van dit schriftgedeelte bekijken: “En God zag dat het goed was.” Wat denken jullie dat dit betekent? Gods emoties zijn vervat in deze woorden. God zag hoe alle dingen die Hij had geschapen, tot stand kwamen en stand hielden door Zijn woorden en geleidelijk veranderden. Was God op dat moment tevreden met de verschillende dingen die Hij met Zijn woorden had geschapen en met de verschillende handelingen die Hij had verricht? Het antwoord is: “En God zag dat het goed was.” Wat zien jullie hier? Wat betekent het dat “En God zag dat het goed was”? Wat symboliseert het? Het betekent dat God de kracht en de wijsheid had om datgene te volbrengen wat Hij had gepland en voorgeschreven, om de doelen te bereiken die Hij had willen bereiken. Toen God elke taak had voltooid, voelde Hij toen spijt? Het antwoord luidt nog steeds: “En God zag dat het goed was.” Met andere woorden, Hij voelde niet alleen geen spijt, maar was in plaats daarvan tevreden. Wat betekent het dat Hij geen spijt voelde? Het betekent dat Gods plan volmaakt is, dat Zijn kracht en wijsheid volmaakt zijn en dat alleen door Zijn gezag een dergelijke volmaaktheid kan worden bereikt. Wanneer de mens een taak vervult, kan hij dan, net als God, zien dat het goed is? Kan alles wat de mens doet volmaaktheid bereiken? Kan de mens iets voor eens en voor altijd voltooien? Net zoals de mens zegt: “niets is perfect, alleen beter”, niets wat de mens doet, kan perfectie bereiken. Toen God zag dat alles wat Hij gedaan en bereikt had goed was, werd alles wat door God werd gedaan bepaald door Zijn woorden, wat wil zeggen dat toen “En God zag dat het goed was”, alles wat Hij had gemaakt een blijvende vorm aannam, werd ingedeeld naar type en een vaste positie, doel en functie kreeg, voor eens en voor altijd. Bovendien was hun rol in alle dingen, en de reis die ze moesten ondernemen tijdens Gods management van alle dingen, al door God vastgesteld en die was onveranderlijk. Dit was de hemelse wet die door de Schepper aan alle dingen werd gegeven.

“En God zag dat het goed was.” deze eenvoudige, ondergewaardeerde woorden, die zo vaak worden genegeerd, zijn de woorden van de hemelse wet en het hemelse bevel dat door God aan alle schepselen is gegeven. Ze zijn wederom een belichaming van het gezag van de Schepper, een die praktischer en diepgaander is. Door Zijn woorden was de Schepper niet alleen in staat om alles te verkrijgen wat Hij wilde verkrijgen, en alles te bereiken wat Hij wilde bereiken, maar Hij kon ook alles wat Hij had geschapen in Zijn hand houden en over alle dingen regeren die Hij had gemaakt onder Zijn gezag en bovendien was alles systematisch en regelmatig gemaakt. Alle dingen leefden en stierven ook door Zijn woord en bovendien, door Zijn gezag, bestonden ze te midden van de wet die Hij had opgesteld, niets en niemand uitgezonderd! Deze wet begon precies op het moment dat ‘God zag dat het goed was’, en deze zal bestaan, doorgaan en functioneren in het belang van Gods plan van management tot op de dag dat deze wordt herroepen door de Schepper! Het unieke gezag van de Schepper manifesteerde zich niet alleen in Zijn vermogen om alle dingen te scheppen en alle dingen te bevelen om tot leven te komen, maar ook in Zijn vermogen om alle dingen te beheren en soevereiniteit over alle dingen te behouden, en leven en vitaliteit aan alle dingen te schenken en bovendien, in Zijn bekwaamheid om de dingen voor eens en voor altijd te regelen, alle dingen die Hij wilde scheppen in Zijn plan tot leven te laten komen en te laten bestaan in de wereld, door Hem gemaakt in een perfecte vorm en een perfecte levensstructuur en een perfecte rol. Zo was het ook te zien in de manier waarop de gedachten van de Schepper niet onderhevig waren aan enige beperkingen, niet beperkt waren door tijd, ruimte of plaats. Net als Zijn gezag zal de unieke identiteit van de Schepper onveranderd blijven van eeuwigheid tot eeuwigheid. Zijn gezag zal altijd een vertegenwoordiging en symbool zijn van Zijn unieke identiteit en Zijn gezag zal voor eeuwig naast Zijn identiteit bestaan!

Op de zesde dag spreekt de Schepper en elk soort levend schepsel in Zijn geest maakt zijn opwachting, de een na de ander

Het werk van de Schepper om alle dingen te maken gedurende vijf dagen was onmerkbaar voortgezet, waarna de Schepper onmiddellijk de zesde dag van Zijn schepping van alle dingen verwelkomde. Deze dag was weer een nieuw begin en nog een buitengewone dag. Wat was dan het plan van de Schepper aan de vooravond van deze nieuwe dag? Welke nieuwe schepselen zou Hij produceren, zou Hij scheppen? Luister, dat is de stem van de Schepper …

“God zei: ‘De aarde moet allerlei levende wezens voortbrengen: vee, kruipende dieren en wilde dieren.’ En zo gebeurde het. God maakte alle soorten in het wild levende dieren, al het vee en alles wat op de aardbodem rondkruipt. En God zag dat het goed was” (Gen. 1:24-25). Over welke levende wezens hebben we het? De Schrift zegt: vee en kruipend gedierte, en dieren van de aarde, elk naar zijn aard. Dat wil zeggen dat er op deze dag niet alleen allerlei levende wezens op aarde kwamen, maar ze werden ook allemaal ingedeeld naar soort en: “En God zag dat het goed was.”

Zoals tijdens de voorgaande vijf dagen, op dezelfde toon, liet de Schepper op de zesde dag de levende wezens geboren worden, zoals Hij dat wenste dat zij op aarde verschenen, elk naar zijn soort. Wanneer de Schepper Zijn gezag uitoefent, wordt geen van Zijn woorden tevergeefs gesproken en dus verscheen op de zesde dag elk levend wezen dat Hij wilde scheppen op de afgesproken tijd. Zoals de Schepper zei: “De aarde moet allerlei levende wezens voortbrengen” was de aarde meteen gevuld met leven en op het land verscheen plotseling de adem van alle soorten levende wezens. … In de met gras begroeide groene wildernis verschenen dikke koeien, die hun staarten heen en weer zwaaiden, de een na de ander, blatende schapen verzamelden zich in kuddes, en hinnikende paarden begonnen te galopperen … In een oogwenk explodeerden de uitgestrekte stille weiden van leven … Het verschijnen van deze verschillende dieren was een prachtig gezicht op de rustige weiden en bracht een grenzeloze vitaliteit met zich mee. … Zij zouden de metgezellen zijn van de weiden en de meesters van de weiden, elk van elkaar afhankelijk; ook zouden zij de bewakers en bewaarders worden van deze landen, die hun blijvende habitat zouden zijn en die hen zouden voorzien van alles wat ze nodig hadden, een bron van eeuwige voeding voor hun bestaan …

Op dezelfde dag dat al dit vee ontstond, verscheen er ook een groot aantal insecten, de een na de ander, door het woord van de Schepper. Ook al waren ze de kleinste van de levende wezens onder alle schepselen, hun levenskracht was nog steeds de wonderbaarlijke schepping van de Schepper en ze kwamen op de juiste tijd. … Sommigen fladderden met hun vleugeltjes, terwijl anderen langzaam kropen; sommigen sprongen en stuiterden, anderen strompelden; sommigen liepen naar voren, terwijl anderen zich snel terugtrokken; sommigen bewogen zich zijwaarts, anderen sprongen hoog en laag. … Allemaal waren ze druk bezig om huizen voor zichzelf te vinden: sommigen drongen zich een weg door het gras, sommigen gingen in holle gaten in de grond liggen, sommigen vlogen omhoog in de bomen, verborgen in de bossen. … Hoewel ze klein waren, wilden ze niet de kwelling van een lege maag doorstaan en na het vinden van hun eigen huis, haastten ze zich om voedsel te zoeken om zich te voeden. Sommigen klommen op het gras om de zachte sprieten op te eten, sommigen grepen happen vuil en propten het in hun magen, ze aten met veel enthousiasme en plezier (voor hen is zelfs vuil een smakelijke traktatie); sommige waren verborgen in de bossen, maar ze stopten niet om uit te rusten, omdat het sap in de glanzende donkergroene bladeren een sappige maaltijd opleverde. … Toen ze verzadigd waren, hielden de insecten niet op met hun activiteit; hoewel ze klein waren, bezaten ze een enorme energie en grenzeloze uitbundigheid en van alle schepselen zijn ze dus het meest actief en het meest bedrijvig. Ze waren nooit lui en rustten nooit. Als ze verzadigd waren, zwoegden ze nog steeds voort omwille van hun toekomst, bezig rondrennend voor morgen, om te overleven. … Ze zoemden zachte balladen in verschillende melodieën en ritmes om zichzelf aan te moedigen. Ze gaven vreugde aan het gras, bomen en elke centimeter grond, en maakten daarmee elke dag, elk jaar uniek. … Met hun eigen taal en met hun eigen manieren, gaven ze informatie door aan alle levende wezens op het land. En gebruikmakend van hun eigen speciale levensloop, markeerden ze alle dingen, waarop ze sporen achterlieten. … Ze stonden op intieme voet met de grond, het gras en de bossen en ze brachten kracht en vitaliteit naar de bodem, het gras en de bossen en brachten de vermaningen en groeten van de Schepper over aan alle levende wezens …

De blik van de Schepper ging over alle dingen die Hij had geschapen en op dit moment bleven Zijn ogen rusten op de bossen en bergen en Hij dacht diep na. Hij sprak Zijn woorden en in de dichte wouden en op de bergen, verschenen er een soort wezens die niet te vergelijken waren met wat er eerder was geweest: het waren de wilde dieren die door het woord van God werden geschapen. Veel te laat, schudden ze met hun kop, zwaaiden met hun staart en hadden allemaal een uniek uiterlijk. Sommigen hadden harige jassen, sommigen waren gepantserd, een paar ontblootten hun hoektanden, sommigen hadden een grijns op hun kop, sommigen hadden een lange nek, en er waren er een paar met korte staarten, sommigen met wilde ogen, sommigen met een timide blik, sommigen gebogen om gras te eten, sommigen met bloed om hun bek, sommige stuiterend op twee benen, sommigen liepen rond op vier hoeven, sommigen keken in de verte over de bomen heen, sommigen lagen op de loer in de bossen, sommigen zochten naar grotten om te rusten, sommigen renden en stoeiden op de vlakten, sommigen snuffelden rond in de bossen … ; sommigen brulden, sommigen huilden, sommigen blaften, sommigen jankten … ; sommigen waren sopraan, andere bariton, anderen maakten keelklanken, anderen klonken helder en melodieus, sommigen waren grimmig, sommigen waren mooi, sommigen waren walgelijk, sommigen waren schattig, sommigen waren angstaanjagend, sommigen waren charmant naïef. … Stuk voor stuk kwamen ze allemaal tevoorschijn. Zie hoe ze bliezen, vrijgevochten, onverschillig tegenover elkaar, niet de moeite nemend om elkaar een blik te gunnen. … Elk met het bijzondere leven dat hun door de Schepper was geschonken, met hun eigen wildheid en bruutheid verschenen ze in de bossen en op de bergen. Met minachting voor iedereen, zo volledig heerszuchtig – wie maakte hen de echte heersers over de bergen en bossen? Vanaf het moment dat hun verschijnen werd bepaald door de Schepper, ‘namen ze bezit van de bossen’ en ‘namen ze bezit van de bergen’, want de Schepper had hun grenzen al vastgelegd en de reikwijdte van hun bestaan bepaald. Zij alleen waren de ware heersers van de bergen en bossen en daarom waren ze zo wild en zo minachtend. Ze werden ‘wilde dieren’ genoemd, puur omdat, van alle schepselen, zij echt wild, bruut en ontembaar waren. Ze konden niet getemd worden, dus ze konden niet worden gefokt en konden niet in harmonie leven met de mensheid of arbeid verrichten voor de mensheid. Omdat ze niet konden worden gefokt, niet konden werken voor de mensheid, moesten ze leven op een afstand van de mensheid en ze konden niet door de mens worden benaderd. En omdat ze op afstand van de mensheid leefden en niet door de mens benaderd konden worden, waren ze in staat om de verantwoordelijkheid te vervullen die de Schepper hen had geschonken: het bewaken van de bergen en de wouden. Hun wildheid beschermde de bergen en bewaakte de bossen en was de beste bescherming en verzekering van hun bestaan en voortplanting. Tegelijkertijd handhaafde en verzekerde hun wildheid de balans tussen alle dingen. Hun komst bracht steun en een ankerplaats voor de bergen en bossen; hun komst vulde de stille, en lege bergen en bossen met een grenzeloze kracht en vitaliteit. Vanaf dit moment werden de bergen en bossen hun blijvende habitat en ze zouden nooit hun thuis verliezen, want de bergen en bossen verschenen en bestonden voor hen en de wilde dieren zouden hun plicht vervullen en alles doen wat ze konden om ze te bewaken. Dus ook de wilde dieren zouden zich strikt houden aan de vermaningen van de Schepper om vast te houden aan hun territorium en hun beestachtige aard blijven gebruiken om de balans te bewaren van alle dingen die door de Schepper zijn gevestigd en het gezag en de kracht van de Schepper te laten zien!

Uit ‘De Kerk van Almachtige God’God Zelf, de unieke I Gods gezag (I)

Uit ‘De Kerk van Almachtige God


Sommige bijbelteksten zijn ontleend aan de Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap. www.debijbel.nl

Geen opmerkingen:

Een reactie posten