caidan

15 augustus, 2018

Hoe Petrus Jezus leerde kennen

In de tijd die Petrus met Jezus heeft doorgebracht, leerde hij veel beminnelijke eigenschappen van Jezus kennen, en veel aspecten die navolging verdienden en een aanvulling voor hem betekenden. Hoewel Petrus op veel manieren het wezen van God in Jezus zag, en veel beminnelijke kwaliteiten, kende hij Jezus nog niet in het begin. Toen Petrus 20 jaar was begon hij Jezus te volgen, en hij is dit 6 jaar lang blijven doen. Al die tijd heeft hij Jezus niet leren kennen, maar puur uit bewondering voor Hem was hij wel bereid Hem te volgen. Toen Jezus hem aan de oever van het meer van Galilea voor het eerst tot zich riep vroeg Hij: “Simon, zoon van Jona, wil je mij volgen?” 

Petrus antwoordde: “Ik moet Hem die door de hemelse Vader is gestuurd volgen. Ik moet Hem die door de Heilige Geest is verkozen erkennen. Ik volg u.” Petrus had toen al horen praten over een man die Jezus heette, de grootste onder de profeten, Gods geliefde zoon, en Petrus hoopte steeds Hem te vinden. Hij hoopte op een mogelijkheid Hem te zien (zo werd hij toen namelijk door de Heilige Geest geleid). Hij had Hem weliswaar nog nooit gezien en alleen maar geruchten over Hem gehoord maar toch groeide er geleidelijk een verlangen naar en bewondering voor Jezus in zijn hart. Hij verlangde er vaak naar Jezus op een dag te zien. En hoe nodigde Jezus Petrus dan uit? Ook Hij had al horen praten over een man die Petrus heette. Het was niet zo dat de Heilige Geest Hem de opdracht gaf: “Ga naar het meer van Galilea, waar iemand zal zijn die Simon, zoon van Jona, wordt genoemd.” Jezus hoorde iemand zeggen dat er iemand was die Simon, zoon van Jona, werd genoemd en dat de mensen hem hadden horen preken. Dat ook hij het evangelie van het koninkrijk van de hemel verkondigde, en dat de mensen die hem hoorden tot tranen toe waren geroerd. Toen Jezus dit hoorde volgde Hij die persoon en ging op weg naar het meer van Galilea. Hier ging Petrus in op de uitnodiging van Jezus, en volgde Hem. 


In de tijd dat hij Jezus volgde, had hij veel meningen over Hem en oordeelde hij altijd vanuit zijn eigen perspectief. En hoewel hij de Geest tot op zekere hoogte begreep was Petrus niet erg verlicht. Vandaar de woorden die hij sprak: “Ik moet Hem die door de hemelse Vader is gestuurd volgen. Ik moet Hem die door de Heilige Geest is verkozen erkennen.” Hij begreep de dingen die Jezus deed niet en werd niet verlicht. Toen hij Hem een tijdje had gevolgd raakte hij geïnteresseerd in wat Hij deed en zei, en in Jezus Zelf. Hij kreeg het gevoel dat Jezus zowel genegenheid als respect opriep. Hij ging graag met Hem om en verbleef graag in Zijn nabijheid. Als hij naar de woorden van Jezus luisterde ontving hij steun en hulp. De hele tijd dat Petrus Jezus heeft gevolgd heeft hij goed opgelet en alles over Zijn leven ter harte genomen: Zijn handelingen, woorden, bewegingen en uitdrukkingen. Hij begon heel goed te begrijpen dat Jezus geen gewoon mens was. Hoewel Zijn menselijke verschijning uitermate gewoon was, was Hij vervuld met liefde, mededogen en tolerantie voor de mens. Alles wat Hij deed of zei betekende een grote steun voor anderen, en naast Hem leerde en zag Petrus dingen die hij nooit eerder had gezien of gehad. Hij zag dat, ondanks dat Jezus geen groot postuur had of een uitzonderlijke menselijkheid, Hij wel echt iets buitengewoons en ongebruikelijks had. En hoewel Petrus het niet goed uit kon leggen, zag hij wel dat Jezus anders handelde dan alle andere mensen, want Hij deed de dingen heel anders dan gewone mensen. Uit de tijd dat Petrus met Jezus in contact stond leerde hij ook dat Hij een ander karakter had dan andere mensen. Hij was altijd constant en zonder haast, hij overdreef of bagatelliseerde geen enkel onderwerp, en leidde Zijn leven op een normale en bewonderenswaardige manier. In conversaties was Jezus elegant en gracieus, open en opgewekt maar toch sereen, en bij de uitvoering van Zijn werk behield Hij altijd Zijn waardigheid. Petrus zag dat Jezus soms zwijgzaam was, maar op andere momenten onophoudelijk praatte. Soms was Hij zo gelukkig dat Hij zo beweeglijk en levendig werd als een duif, maar soms was Hij ook zo verdrietig dat Hij niet meer sprak, alsof Hij een geteisterde moeder was. Soms werd Hij door boosheid bevangen, als een dappere soldaat die ten strijde trekt om de vijand te vermoorden; soms leek Hij zelfs op een brullende leeuw. Hij lachte soms, maar dan bad Hij weer en huilde Hij. Hoe Jezus zich ook gedroeg, Petrus begon een oneindige liefde en een grenzeloos respect voor Hem te voelen. Als Jezus lachte, voelde Petrus zich gelukkig. Zijn zorgen stortten hem in het verdriet. Hij was bang van Zijn boosheid, terwijl Zijn barmhartigheid, vergevingsgezindheid en strengheid ervoor zorgden dat hij Jezus echt leerde liefhebben en een oprecht ontzag voor en verlangen naar Hem ontwikkelde. Natuurlijk drong dit alles pas geleidelijk door tot Petrus nadat hij een aantal jaren naast Jezus had doorgebracht. 

Petrus was een bijzonder gevoelig mens met een aangeboren natuurlijke intelligentie, en toch heeft hij veel dwaasheden begaan in de tijd dat hij Jezus volgde. In het begin had hij allerlei opvattingen over Jezus. Hij vroeg: “Men zegt dat u een profeet bent. Toen u acht jaar was en oud genoeg om dingen te begrijpen, wist u toen dus al dat u God was? Wist u dat u door de Heilige Geest bent verwekt?” Jezus antwoordde: “Nee, dat wist ik niet! Lijk ik jou niet net een heel gewoon mens? Ik ben hetzelfde als iedereen. De persoon die de Vader heeft gestuurd is een normaal persoon, geen bijzonder persoon. En al vertegenwoordigt het werk dat ik doe mijn hemelse Vader, mijn beeld, mijn persoon en mijn vlees kunnen mijn hemelse Vader niet volledig vertegenwoordigen maar alleen een deel van Hem. En ook al ben ik uit de Geest voortgekomen, ik blijf een normaal persoon. Mijn Vader heeft mij als een normaal persoon naar de aarde gestuurd, niet als een bijzonder persoon.” Pas toen Petrus dit hoorde begon hij een beetje te begrijpen van Jezus. En pas nadat hij talloze uren van het werk, de leer, het herderschap en de ondersteuning van Jezus had doorgespit begon hij een diepgaander begrip te ontwikkelen. In Zijn dertigste levensjaar vertelde Jezus aan Petrus over Zijn aanstaande kruisiging, dat Hij gekomen was om het kruisigingswerk te volbrengen om daarmee de mensheid te verlossen. Hij vertelde hem ook dat drie dagen na de kruisiging de Mensenzoon weer zou opstaan, en na Zijn opstand veertig dagen lang aan de mensen zou verschijnen. Petrus werd verdrietig van deze woorden, maar groeide steeds verder naar Jezus toe naarmate hij Zijn woorden meer ter harte nam. 

Na enige tijd van ervaring begon Petrus zich te realiseren dat alles wat Jezus deed van het wezen van God kwam, en hij begon Jezus uitzonderlijk beminnelijk te vinden. Pas toen hij dit begrip had verworven verlichtte de Heilige Geest hem vanbinnen. Jezus keerde zich toen naar Zijn discipelen en Zijn andere volgelingen, en vroeg: “Johannes, wie zeg jij dat ik ben?” Johannes antwoordde: “U bent Mozes.” Vervolgens wendde Hij zich tot Lucas: “En jij, Lucas, wie zeg jij dat ik ben?” Lucas antwoordde: “U bent de grootste van de profeten.” Toen vroeg Hij een zuster: “Wie zeg jij dat ik ben?” De zuster antwoordde: “U bent de grootste van de profeten die veel woorden spreekt vanaf het begin der tijden tot in de eeuwigheid. Niemand profeteert zo goed als u, niemand is zo immens wijs als u; u bent een profeet.” Toen keerde Jezus zich tot Petrus, en vroeg: “Petrus, wie zeg jij dat ik ben?” Petrus antwoordde: “U bent de Christus, de Zoon van de levende God. U bent uit de hemel gekomen, u komt niet van de aarde, u bent niet hetzelfde als de schepselen van God. Wij zijn op aarde en u bent hier bij ons, Maar u bent van de hemel, u bent niet van de wereld, en u bent niet van de aarde.” Het kwam door zijn ervaring dat de Heilige Geest hem had verlicht, waardoor hij dit begrip had kunnen bereiken. Na zijn verlichting bewonderde hij alles wat Jezus deed nog meer, vond hij Hem nog beminnelijker, en in zijn hart wilde hij nooit van Jezus gescheiden worden. En zo, de eerste keer dat Jezus zich aan Petrus openbaarde nadat Hij gekruisigd en herrezen was, riep Petrus buitengewoon gelukkig uit: “Heer! U bent opgestaan!” Huilend ving hij toen een bijzonder grote vis, maakte die klaar en diende hem aan Jezus op. Jezus glimlachte slechts, Hij sprak niet. Hoewel Petrus wist dat Jezus herrezen was, begreep hij het mysterie niet. Toen hij Jezus de vis te eten gaf, weigerde Jezus deze niet, maar evenmin sprak Hij of ging Hij zitten om te eten. In plaats daarvan verdween Hij plotseling. Dit kwam als een grote schok voor Petrus. Toen pas begreep hij dat de herrezen Jezus anders was dan de eerdere Jezus. Toen hij zich dit realiseerde, was Petrus bedroefd, maar hij putte ook troost uit de wetenschap dat de Heer Zijn taak had volbracht. Hij wist dat Jezus Zijn taak had volbracht, dat Zijn tijd onder de mensen voorbij was, en dat de mens vanaf dat moment zijn eigen weg zou moeten gaan. Jezus had eens tegen hem gezegd: “Ook jij zult moeten drinken uit de bittere drinkbeker waarvan ik gedronken heb (dit zei Hij na de herrijzenis), ook jij zult de weg moeten gaan die ik heb bewandeld, je zult je leven moeten geven voor mij.” Anders dan nu hield werk in die tijd geen persoonlijk gesprek in. Tijdens het Tijdperk van Genade was het werk van de Heilige Geest goed verborgen; en Petrus leed veel ontberingen en af en toe bereikte hij het punt waarop hij uitriep: “God! Ik heb niets dan dit leven. Het is u misschien niet veel waard, maar ik draag het op aan u. De mens is misschien onwaardig u lief te hebben, en zijn liefde en hart zijn waardeloos, maar ik geloof dat u de bedoeling in zijn hart kan zien. En ook al kan het lichaam van de mens uw bijval niet verkrijgen, toch wil ik graag dat u mijn hart aanvaardt.” Na het uiten van deze gebeden ontving hij bemoediging, vooral als hij als volgt bad: “Ik draag mijn hele hart op aan God. Ook al kan ik niets doen voor God, ik zal God toch trouw dienen en mezelf met heel mijn hart aan Hem wijden. Ik geloof dat God mijn hart ziet.” Hij zei: “In mijn leven vraag ik alleen maar dat mijn gedachten over de liefde voor God en mijn hartenwens door God worden aanvaard. Ik ben zo lang bij de Heer Jezus geweest, en toch heb Hem nooit liefgehad, dit is mijn grootste schuld. Ook al was ik bij Hem, ik kende Hem niet en sprak zelfs oneerbiedige woorden achter Zijn rug om. Als ik daaraan denk voel ik mij nog meer verschuldigd aan de Heer Jezus.” Zo bad hij altijd. Hij zei: “Ik ben minder dan stof. Ik kan alleen dit trouwe hart aan God opdragen.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten